Hieronder de keynote speech die ik uitsprak bij de Bachelor Graduation Day van de Erasmus School of Economics. In de aula van de Erasmus Universiteit zaten ruim 200 afgestudeerden samen met hun trotse ouders en familie.
Spreektekst
Hoe komt het toch dat sommige boeken boeien, en andere niet?
Hoe komt het dat sommige colleges boeien, en andere volstrekt niet?
Zo’n twaalf jaar geleden ging één van ’s werelds bekendste wetenschappers op zoek naar een antwoord op de vraag die iedereen hier in deze zaal — academici, niet-academici en bijna-academici — bezig zou moeten houden: hoe maak je iets nou écht boeiend?
Het onderzoek van deze wetenschapper, Robert Cialdini, leidde tot een fascinerend inzicht over het verschil tussen wat boeit — en wat niet.
Probeer maar eens terug te denken aan de colleges die je de afgelopen drie jaar hebt gevolgd hier op deze universiteit.
Hopelijk heb je veel gave colleges gevolgd waar iedereen van de eerste tot de laatste seconde op het puntje van z’n stoel zat, zelfs als het college veel langer duurde dan de bedoeling was; colleges waar je geïnteresseerd, geduldig en geïnspireerd werkelijk aan de lippen hing van je docent.
(Ik zie nu veel glazige gezichten.)
Misschien heb je ook van die suffe colleges gevolgd waar iedereen steeds verder onderuit zakte in z’n stoel, waar studenten naarmate het college vorderde meer sliepen dan luisterden; colleges waar jij al ruim voor het einde je tas inpakte om ongeïnteresseerd, ongeduldig en ongeïnspireerd naar je mobiele telefoon te staren.
(Ik zie een aantal mensen nu heftig knikken.)
Wat blijkt nu?
Het verschil tussen wat boeit — en wat niet — zit ‘m in één simpel ding.
Je zou zeggen dat het vooral met het onderwerp heeft te maken.
Het is nou eenmaal gemakkelijker om een boeiend verhaal te vertellen over hyperinflatie en concurrentiestrategieën dan over Basel III en SPSS.
Maar dat blijkt niet de belangrijkste factor.
Bij TED — voor wie het niet kent: ga straks naar www.TED.com — kun je de meest briljante presentaties zien over de meest uiteenlopende onderwerpen.
Ruim vier miljoen mensen zagen inmiddels hoe ene Joe Smith, een wat warrige maar sympathieke opa met groene opatrui, tot in detail uitlegt hoe je je handen na het handen wassen op een publiek toilet ook met één papieren handdoek helemaal droog kunt krijgen — EN DIT IS GEEN GRAP!
Tsja, dan moet je óók Basel III en SPSS best interessant kunnen maken.
Misschien denk je dat het geheim ‘m zit in de ervaring van de docent — als je iets maar vaak en lang genoeg doet, dan word je er vanzelf erg goed in.
Malcolm Gladwell schreef een heel boek over de 10.000-urenregel en legde op die manier uit waarom de Beatles, Bill Gates en veel topsporters zo succesvol zijn geworden.
Maar ja — iedereen die wel eens een college heeft gevolgd van een docent die al dertig jaar achter elkaar exact hetzelfde vak geeft, weet dat deze theorie op z’n minst rammelt.
Tijdens z’n onderzoek ontdekte deze bekende wetenschapper dan ook dat het verschil ‘m in heel iets anders zit.
Dat vond hij uit — je bent een nerd of niet — door zich op te sluiten in de universiteitsbibliotheek.
Hij verzamelde een enorme hoeveelheid boeken en verdeelde ze in twee grote stapels: boeken die ‘m wisten te boeien, en boeken die ‘m volstrekt NIET wisten te boeien.
Het boek dat ‘m het meest wist te boeien, ging over de ringen van Saturnus.
Dat had hij niet verwacht.
Want hij is dan misschien wel een nerd — maar toch ook weer niet zo’n nerd.
Dit boek begon met een vraag.
Heb jij enig idee hoe Saturnus aan z’n ringen komt?
Wat verklaart deze bijzondere ringen — misschien wel het meest spectaculaire fenomeen van ons zonnestel?
En waaruit bestaan deze ringen eigenlijk?
Tot enkele jaren geleden waren de ringen van Saturnus onderwerp van verhitte discussies onder wetenschappers.
Ze kregen er haast ruzie over — zó overtuigd waren drie groepen van prominente wetenschappers over de juistheid van hun eigen verklaring.
Eén groep, van Cambridge University, wist zeker dat de ringen bestaan uit gas — een plausibele verklaring, omdat ook de planeet zelf grotendeels uit gas bestaat.
Een andere groep, van MIT, dacht dat de ringen bestaan uit stofdeeltjes — ook geen gekke gedachte, gezien alle stofdeeltjes die we in de rest van ons zonnestelsel tegenkomen.
Een laatste groep, uit Californië, beweerde dat de ringen bestonden uit ijskristallen — dat was namelijk consistent met de reflectie die ze hadden gemeten.
Maar wie had er nou gelijk?
Cialdini, de wetenschapper, merkte aan zichzelf dat hij het boek niet kon wegleggen totdat hij het antwoord op die vraag wist — het wetenschappelijke boek las als een spannende detective.
De meest boeiende boeken, zo ontdekte onze nerd in de bibliotheek, begonnen allemaal met iets wat erg onlogisch leek en nodigden vervolgens de lezer uit om het mysterie op te lossen.
Niet door direct de oplossing weg te geven, maar júist door eerst een plausibele maar uiteindelijk foute oplossing te bespreken.
Dat laatste — het eerst langslopen van de foute oplossingen — was cruciaal.
Want als je in één rechte lijn naar de clou toewerkt, dan is het verhaal toch behoorlijk saai.
Nieuw is dit natuurlijk niet.
Sterker nog: vrijwel alle detectives en spannende films volgen dit concept.
Het is precies waarom je een hele avond blijft kijken naar die B-film die je toevallig had opgezet.
Niet omdat de acteurs zo goed spelen of de dialogen zo geweldig zijn — nee, je wilt gewoon weten hoe het afloopt!
(Of ben ik de enige die dan niet de tv uitzet?)
Onze wetenschapper ontdekte dat je met deze techniek ieder college boeiend kunt maken.
Ik wil jullie toch vragen om goed na te denken over het volgende.
Moet je je eens voorstellen wat het zou betekenen voor het onderwijs in Nederland — voor de toekomst van ons land — als elke docent z’n leerlingen en studenten iedere les weet te boeien.
En het kan dus zó simpel!
Nu hoor ik jullie al denken.
Leuk hoor, Lars, maar waarom vertel je ons dit?
Had je dit niet beter drie jaar geleden aan onze docenten kunnen vertellen?
Nee.
Volgens mij is dit inzicht júist waardevol voor iedereen die hier vandaag zit in een toga en met een baret.
Want laten we wel zijn: veel belangrijker nog dan boeken of colleges is de rest van jouw leven.
Hoe zorg je voor een boeiend leven?
En wat kun je daarbij leren van de ringen van Saturnus?
Iets wat zeker helpt: je weet nog niet hoe het allemaal gaat eindigen.
Je kunt de clou van je leven dus niet nu al verklappen.
Dat scheelt enorm.
(Geloof mij: ik coach wekelijks directeuren in het bedrijfsleven die denken dat je mensen het snelst overtuigt door in grote letters boven aan iedere slide de boodschap van de slide te zetten, om die vervolgens te gaan uitleggen — spannend, hoor! — NOT.)
Iets wat ook helpt: je bent nog jong.
Erg jong.
Je hebt dus nog alle tijd om de komende jaren veel plausibele, maar uiteindelijk toch erg foute keuzes te maken.
Doe dat ook gerust!
Het houdt je leven boeiend.
En, ook hier gaat de vergelijking met een boek of college op, je leert zo ook nog eens meer.
Als je je ouders hebt meegenomen, kijk ze straks bij de borrel maar eens indringend aan en vraag ze welke plausibele, maar uiteindelijk toch erg foute keuzes zij hebben gemaakt in hun leven.
Laat ze maar eens drie voorbeelden noemen — of anders toch minimaal twee, of één, die debattruc werkt altijd…
En hoewel zij, in tegenstelling tot jou, alle domme dingen in hun leven nog konden doen in een tijd dat niet iedereen een camera bij zich had en alles direct op internet stond — weten ze het vast nog als de dag van gisteren.
De vraag blijft wel: hoe weet je nou wanneer het tijd wordt voor de volgende plausibele, maar wellicht toch foute keuze?
(Misschien zit je nu in de zaal en denk je na het behalen van deze bachelor: jemig Lars, alwéér een foute keuze?!)
Steve Jobs had hiervoor een simpel advies.
Hij keek zichzelf elke ochtend aan in de spiegel en vroeg zich vervolgens af of hij die dag hetzelfde zou doen als het de laatste dag van z’n leven was geweest.
Want “als je elke dag leeft alsof het je laatste is,” zo verwoordde hij het, “dan komt er ooit een dag dat je gelijk krijgt.”
Belangrijker nog: als zijn antwoord te veel dagen achter elkaar “nee” was, dan wist hij dat hij iets moest veranderen.
Nu weet ik niet of je er wel blij van wordt om elke ochtend stil te staan bij je eigen sterfelijkheid.
Sowieso hebben economen misschien niet zo veel met de lange termijn.
Keynes zei het al: “In the long run, we’re all dead.”
Steve Jobs legde bij z’n adviezen enorm veel nadruk op jezelf.
Zelf ben ik de laatste jaren steeds duidelijker gaan zien hoe ongelofelijk belangrijk je omgeving is.
Want hoe graag je ook de wereld om je heen wil veranderen, vaak is het juist je omgeving die jou verandert.
En de grap is: dat heb je meestal pas met terugwerkende kracht door.
Het was 2001 toen ik hier aan deze universiteit Bedrijfskunde ging studeren.
Dat leek me wel wat.
Maar al snel raakte ik gedesillusioneerd over de massale colleges — met bijna duizend man zaten we gepropt in een collegezaal.
Nou ja, dat was alleen het eerste college, wanneer werd uitgelegd wat je moest doen en weten voor het tentamen, zo merkte ik al snel, daarna dunde de zaal flink uit.
Was dit het nou, studeren?
Was dit nou hetgeen waarvoor ik zes jaar lang — in mijn geval zelfs zeven — was voorbereid op de middelbare school?
Ik ging op zoek naar iets waar ik m’n ei meer in kwijt kon.
Die uitlaatklep bleek voor mij het debatteren.
Zo’n vijf jaar lang zag ik weinig collegebanken en reisde ik naar toernooien over de hele wereld, van Oxford en Cambridge tot Singapore en Kuala Lumpur.
In het debatteren, zo merkte ik al snel, dáár lag mijn talent.
Met hooguit een kwartier voorbereidingstijd speeches van zeven minuten geven over zo’n beetje elk thema dat het afgelopen jaar in The Economist had gestaan, terwijl tegenover je vier getrainde debaters zitten die geen groter doel hebben dan jou, voor het oog van een zaal zoals deze, zo hard mogelijk onderuit te halen.
Dát vond ik nou echt leuk.
Ik heb er zelfs m’n werk van kunnen maken.
Pas veel later begreep ik hoe belangrijk m’n studietijd daarbij is geweest.
Toen ik van de middelbare school kwam, was ik niet bepaald een ondernemer.
En toen kwam ik hier op de Erasmus Universiteit.
Ik weet nog goed hoe ik in m’n eerste jaar samen met drie studenten een businessplan moest schrijven voor een softwarebedrijf.
We waren met z’n vieren.
Eén iemand in ons groepje had al meerdere bedrijven opgezet.
De tweede was bezig met het opzetten van een bedrijfje.
De derde had veel ideeën over het opzetten van een bedrijfje.
Tsja, in zo’n groepje ben je toch wel een flinke stumper, als je niet op z’n minst overweegt om ook zelf een bedrijf op te zetten.
Die omgeving maakte mij tot een ondernemer.
En maakte mij tot wie ik nu ben.
Hoezeer ik ook altijd de drang voel om mensen om me heen te veranderen, uiteindelijk zijn zij het vooral die mij hebben veranderd.
Het is mijn lieve broertje, die me van jongs af aan leerde hoe iedereen op z’n eigen manier ongelofelijk veel kan leren.
Hoewel hij een IQ heeft van rond de 50, ken ik weinig mensen die met zo veel plezier iets kunnen leren als hij.
Het zijn mijn ouders, die me hebben geleerd hoe je een veilige, liefdevolle omgeving creëert waar iedereen zich op z’n gemak voelt en zichzelf kan zijn.
Hoewel ik altijd heb geprobeerd me tegen hen af te zetten, ga ik steeds meer op ze lijken — en dat vind ik steeds minder erg.
Het is mijn vennoot en goede vriend Job, die met z’n tomeloze energie ons bedrijf Debatrix heeft omgeturnd van een simpel studentenbedrijfje tot het bedrijf dat het nu is.
Hoewel hij me inmiddels misschien wel beter kent dan wie dan ook, is hij me al die jaren trouw gebleven en weet hij precies wat ik nodig heb om lekker te kunnen werken.
Het zijn m’n getalenteerde collega’s, van wie ik dagelijks nieuwe dingen leer, en die me ook genadeloos scherp durven te houden als ik weer eens iets vergeet of op een onhandige manier aanpak.
En misschien wel het allerbelangrijkste: het is mijn lieve vriendin, die hier vandaag ook in de zaal zit, die me altijd steunt, begrijpt, adviseert, inspireert, en stimuleert om dingen te doen en leren die ik anders nooit had gedaan.
Het heeft me laten zien hoe belangrijk het is om de juiste omgeving op te zoeken.
Zonder iedereen hier een gespleten persoonlijkheid aan te willen meten: je herkent waarschijnlijk wel dat sommige omgevingen het beste in je naar boven halen — en andere omgevingen het allerslechtste.
Ik merk het aan mezelf.
In de ene omgeving ben ik iemand die heel scherp observeert en er plezier in schept om mensen iets te leren — om als het ware het dominosteentje bij iemand te vinden dat heel veel goede dingen automatisch in werking zet. Daar krijg ik een twinkeling van in m’n ogen.
In de andere omgeving ben ik een irritante, botte eikel die continu benadrukt wat iedereen allemaal fout doet — en daarbij gelooft in de kracht van herhaling.
Als je straks deze zaal uitloopt, of als je later nog eens nadenkt over je baan, hobby of relatie — stel jezelf dan vooral eens deze vraag: haalt deze omgeving écht het allerbeste in mij naar boven?
Ben ik hier de beste versie van mezelf?
Iemand op wie ik trots kan zijn?
Zo nee, dan is het snel tijd voor een volgende plausibele, maar misschien wel foute keuze in jouw levensverhaal!
Terug naar de ringen van Saturnus.
Want nu weet je nog steeds niet waar die ringen nou uit bestaan!
Bestaan ze uit gas, uit stofdeeltjes, of uit ijskristallen?
Volgens onze wetenschapper in die bibliotheek zou ik hier dus nog wel een uur kunnen blijven praten en zal je het wel uit je hoofd laten om je tas te pakken en de zaal verlaten, voordat je écht weet hoe het zit.
(Of misschien kijk je nu naar het scherm van je mobiele telefoon en heb je allang op internet opgezocht waar die ringen van gemaakt zijn.)
Laat ik het kort houden.
De ringen bestaan niet uit gas — helaas voor de groep uit Cambridge.
De andere groepen hadden beide een beetje gelijk.
De ringen bestaan uit stofdeeltjes, die bedekt zijn met ijskristallen.
Dat verklaart de metingen en waarnemingen van alle wetenschappers.
De ruzies zijn inmiddels bijgelegd.
En ook onze nerd in de bibliotheek kon z’n aandacht weer op andere dingen richten.
Dus nu hoef je alleen nog het mysterie van je eigen leven op te lossen.
De eerste stap heb je al gezet.
Ik wil jullie allemaal van harte feliciteren met je bachelordiploma aan deze universiteit!
Vandaag is een prachtige dag, geniet er van met je omgeving.
Natuurlijk wens ik jullie allemaal hier in deze zaal een fantastisch vervolg op je bachelor met heel veel plausibele, maar mogelijk toch foute keuzes!
Maak die keuzes met flair!
Zoek omgevingen op die jou prikkelen, uitdagen en inspireren!
En zorg dat je op tijd weet wanneer het tijd wordt voor de volgende stap.
Want of het nu een B-film wordt of een blockbuster — het wordt dan in elk geval boeiend!
Wat een boeiende speech…., ik wou dat ik erbij was geweest en jou dit zelf had horen vertellen!
Enneh…jouw broertje en jouw ouders, zijn kanjers!
Dank je, Annette! Dat zijn ze zeker!
Hai Lars,
Mooie speech voor leuk volk 😉
Ik ga nog beter mijn omgeving managen!
Fantastische, boeiende speech! En goeie tips!
Wat een inspirerend verhaal Lars, ik heb genoten van jouw bijdrage aan een onvergetelijke 2014-editie van de Bachelor Graduation Days! Zeer veel dank!
Ronald de Groot, communication officer Erasmus School of Economics
Petra, Lilian en Ronald: heel erg bedankt voor jullie lieve reacties!
Hoi Lars,
Wat een interessant verhaal!!
Ik heb ervan genoten, wat heerlijk dat je je broer en het nest waar je vandaan komt zo goed hebt verwoord!
Groetjes en veel geluk met werk, familie en vooral je vriendin!
Corrie Smit